De portretten van Lenna van Ooijen zijn eigenlijk niet echt portretten, maar toch zijn ze tegelijkertijd niet anders dan precies dat. Van Ooijen portretteert veelal jonge vrouwen, maar in plaats van de karakteristieken in het gezicht te verbeelden, richt zij haar blik op de maagstreek van haar onderwerp. Op identiek vierkante doeken in tamelijk bescheiden afmeting nodigt van Ooij je uit te gluren naar een galerie van andermans lichaamsdelen.

Toch wordt het nergens zo voyeuristisch of vulgair als dat het klinkt. Geen uitgevlakte, zongebruinde Instagram-navels en middenriffen of gekunstelde poses, maar rozig en gelig vlees, vel, rolletjes en rollen, huidplooien en vlekjes. De paneeltjes verbeelden iets wat aanvankelijk zelfs een beetje afschrikt of afstoot: de vergrote, ongepolijste lijven vullen –soms lichtelijk gepropt— het kleine vierkante canvas. De fragmenten van lichamen lijken zo grafisch, zo direct en compromisloos aanwezig. Vleselijk en direct als de portretten zijn, valt toch vooral de tederheid op die eruit spreekt.

De compromisloze waarheid van zo’n lijf werkt ontwapenend. Menig beschouwer zal de pose van de geportretteerden herkennen: gevouwen voor de spiegel, de handen deels nog afschermend voor de rollen die onvermijdelijk in je buikwand verschijnen als je je bovenlijf klein maakt, zoals de kunstenaar dat van haar onderwerpen vraagt.

Maar het ongemak dat overvalt, wordt ook direct weer onklaar gemaakt door de tactvolle, tedere manier waarop de buikjes zijn geportretteerd. In de handen van de kunstenaar krijgen de buikjes een liefdevolle, zorgvuldige en onverdeelde aandacht. De kleurschakeringen in het geplooide vlees worden minutieus opgebouwd met behulp van klassieke, arbeidsintensieve schildertechnieken. Het portret –in vroegere tijden vooral een aanwijzing naar de relevantie van het geportretteerd-zijn van de persoon in kwestie—  verwordt in de handen van de kunstenaar tot een soort snapshot van het uiterst persoonlijke. Van Ooijen lijkt zo niet echt geïnteresseerd in de oorspronkelijke functie van het portret; status lijkt ondergeschikt te zijn aan een groter doel, namelijk het inbrengen van de vraag: wie of wat is het waard om geportretteerd te worden en waarop baseren we deze keuzes?

Ook interessant is het om hierbij het werkproces van de kunstenaar in acht te nemen. Van Ooijen nodigt haar onderwerpen uit om deel te nemen en zich al zittend met ontblote buik te laten fotograferen. Sommige vrouwen lijken zich bijzonder bewust van de manier waarop hun lichaam door een ander kan worden gelezen.

Wat de werken daarom zo aantrekkelijk en ontwapenend maakt, is dat ze de buikjes zo teder en liefkozend, maar ook rauw en compromisloos openbaren (en niet etaleren). De vleselijke directheid wordt opgenomen in een grotere context: tientallen portretten van momentopnames van vrouwen die eenzelfde of soortgelijke gevoelens van bescheidenheid, twijfel of gene hebben ervaren op het moment dat de foto werd gemaakt. En deze portretten gunnen de beschouwer zo een inkijkje in een uiterst intieme en individuele staat van zijn, terwijl ze gelijktijdig juist universele ervaringen lijken te verbeelden.

Een bijzondere rol is hierbij weggelegd voor de presentatievorm: de identieke vierkant canvasjes lijken deze universaliteit van de persoonlijke situatie te onderstrepen. Alsof de beelden je vertellen: jouw ervaring ís niet per se uniek en in de wijze waarop je je tot je lichaam lijkt te verhouden, ben je heus niet alleen. Tegelijkertijd bevatten al deze ogenschijnlijk overeenkomstige vierkantjes hele diverse lichamen, die helemaal niet zo gelijkvormig en monotoon worden verbeeld als dat de presentatievorm suggereert. Opvallend is dat deze portretten door de keuze voor het subject veelzeggend en intiem zijn, terwijl geen van de werken ook maar een gezicht afbeeldt. De beschouwer kan zich zo afvragen: hoe persoonlijk kan een gezichtsloos portret worden?